‘Eigenlijk heb ik nooit iets anders gewild dan acteren’, zegt Richelle overtuigend, zittend op de bank met een kop thee, bij haar moeder in Zandvoort. ‘Vanaf dat ik klein was ging ik al kijken naar de toneelvoorstellingen van mijn oma. Zij speelde bij ‘De Wurf’, een Zandvoorts amateurtoneelgezelschap. Ook mijn oudste zus stond daar op de planken. Daar is voor mij de liefde voor het vak ontstaan, ik was er in ieder geval meteen door gegrepen. Toen ik 7 was, deed ik auditie voor de televisieserie van Speijk en werd aangenomen. Een vliegende start, want zo’n serie opent deuren. Er zijn gewoon niet zoveel jonge kinderen die het kunnen; omgaan met zaken als eindeloos wachten op een set en teksten leren. En ik viel op; ik was klein van stuk en had hazentanden, waardoor ik vaak gevraagd werd. Ik ben ontzettend blij dat het zo gegaan is, als ik nu zou moeten beginnen zou ik niet weten waar.’
Meer dan beroemd zijn
‘Eerlijk gezegd denk ik niet dat heel veel mensen in mijn omgeving of in Zandvoort weten wat ik doe. Ik ben niet zo goed in zelfpromotie ben ik bang, ik ben vrij rustig en bescheiden. Voor mij is het acteren zelf het allerbelangrijkst. Alles om mij heen verdwijnt als ik speel, ik zit in een flow die ik niet kan uitleggen. Problemen of issues die in mijn dagelijks leven spelen verdwijnen als sneeuw voor de zon, ik ben helemaal in mijn eigen wereld. Hoe mooi is dat, als je dat met werken kunt bereiken, denk ik vaak. Dat het wel degelijk opvalt wat ik doe merkte ik pas na het uitkomen van de film White Star. Naar deze film, waarin ik een jonge Britt Dekker speel, gingen blijkbaar veel jonge meisjes die van paarden hielden. Werd ik ineens herkend en om een foto met een handtekening gevraagd. Ik hád niet eens een handtekening, haha!’
Ik kom uit een gezin met sterke, mondige vrouwen die tegen een stootje kunnen.
Eindelijk aangenomen
‘Na drie keer aanmelden en twee afwijzingen ben ik dit jaar eindelijk aangenomen op de Toneelschool in Amsterdam. Eén van de 20 ‘lucky ones’ van de duizend aanmeldingen per jaar. Bizar blij ben ik daarmee. Het betekent wel 5 dagen in de week op en neer naar Amsterdam, lange dagen maken en weinig vrije tijd. Dat maakt niet uit, want ik leer zo veel! Voor mij is het fantastisch om al mijn praktijkervaring te toetsen aan de theorie. Dat is natuurlijk anders dan bij de meeste mensen, maar bang om iets af te leren ben ik niet.
Ik zuig alles op als een spons en krijg dagelijks waardevolle inzichten. Wat heel fijn is, is dat je op je bek kunt gaan tijdens de lessen, iets wat op de set natuurlijk nooit kan. Dat geeft me nog meer vertrouwen in het spelen, merk ik. Ook voel ik dat ik mijn horizon enorm aan het verbreden ben doordat ik in contact kom met verschillende disciplines en vormen van mijn vak. Zo zag ik laatst ‘Benedetta’ van Paul Verhoeven en bezocht ik een theaterstuk met mijn klas. Daardoor ga ik ook anders denken over mijn toekomst als actrice. Hoewel ik nu nog veel te verlegen ben en het te kwetsbaar zou vinden om te doen, is een stille droom wel om een cabaret-achtig programma met liedjes in het theater te doen.’
Een breed pallet
‘De rollen waar ik momenteel voor word gecast zijn vaak van hetzelfde type; ‘de vriendin van’ of ‘de dochter van’. Alleen in ‘Zomer in Zeeland’ speelde ik een gothic, verder zijn ze vrij braaf. Het lijkt me echt geweldig om eens een drugsverslaafde te spelen, of een heel slecht iemand. Lekker rauw. Zo’n personage als Jelka van Houten nu speelt in ‘Adem in, adem uit’ lijkt me bijvoorbeeld echt geweldig. Ik werk er hard aan om mijn pallet uit te breiden en ik hoop ook echt dat ik de kans krijg om te bewijzen dat ik iets anders kan. Ik heb niet echt voorbeelden in mijn vak, maar vind actrices als Rifka Lodeizen, Carice en Jelka van Houten en Scarlett Johanson wel inspirerend. Hoe zij telkens weer kunnen transformeren en diverse kanten van zichzelf kunnen laten zien, daar heb ik bewondering voor.’
Het meisje uit het dorp halen
‘In een dorp als Zandvoort heeft iedereen een mening over iedereen. Dat is denk ik in elk dorp wel zo, iedereen kent elkaar of denkt elkaar te kennen. Ik heb daar wel eens moeite mee, probeer me er zoveel mogelijk voor af te sluiten en mijn eigen ding te doen. De afwisseling met mijn leven hier en in Amsterdam is ook wel weer verfrissend, je neemt van beide ‘werelden’ toch altijd iets mee. Ik merk dat ik, bijvoorbeeld door de variëteit aan mensen in mijn klas, niet snel meer van iets of iemand sta te kijken. Dat vind ik prettig. Over het algemeen zijn meiden uit het dorp sneller toe aan huisje-boompje-beestje. Daar ben ik totaal nog niet mee bezig, ik wil echt nog veel te veel ontdekken voor ik daar aan toe ben! Of ik ooit een ‘tegel’ in de Kerkstraat (in Zandvoort-centrum ligt een walk of fame met tegels van bekende dorpsgenoten als Alain Clark, Jan Lammers, Leo Horn en Frans Molenaar-red.) krijg? Haha, geen idee. Het is in ieder geval geen streven, maar wie weet…’
Familie voor alles
‘Ik ben een familiemens pur sang, ik logeer nog elke maand bij mijn oma en ga door het vuur voor mijn moeder en zussen. Ik kom uit een gezin met sterke, mondige vrouwen die tegen een stootje kunnen. Pleister erop en door, dat niveau. We zijn het niet altijd met elkaar eens maar alles is bespreekbaar. Dat is een enorm prettige en stevige basis, die ik koester. Vanuit daar kan ik met een gerust hart de wereld gaan ontdekken, er is altijd een vertrouwde, liefdevolle plek om naar terug te keren. Dat is onwijs fijn!’